maandag 9 mei 2011

12. Samuel Vriezen

Bij eerste kennismaking fascineerde het werk van Gertrude Starink me meteen door haar mysterieuze abstractheid en compacte muzikaliteit. Maar wat me bij volledige lezing vooral trof was, behalve het waagstuk van haar rigoureuze architectuur, het feit dat zij die merkwaardige abstracte taalmuziek dertig jaar lang heeft weten vol te houden.

Het is een voor de Nederlandse poëzie zeldzaam voorbeeld van wat in de Amerikaanse poëzie een longpoem genoemd wordt: een gedicht dat lang is, maar vooral omdat het een (zeer) lang volgehouden arbeid vertegenwoordigt, een flink deel van een dichtersleven.

En het is meteen een zeer bijzonder voorbeeld. Veel bekende longpoems zijn eigenlijk verslagen van de ontwikkeling van de poëtische opzet van het project waar de dichter aan aan het schrijven is. Begin, midden en einde (als er al een einde is) van een longpoem kunnen vaak vanuit een totaal andere opzet of visie gemaakt zijn. Maar de toon van het einde van De weg naar Egypte is dezelfde als de toon aan het begin van de cyclus. De concentratie is ongebroken; dit is niet een project van een oeuvre-schrijver die haar eigen weifelachtigheid mee boekstaaft, twijfels incomponeert, breuklijnen laat horen. Dit is schrijven in dienst van een heldere visie, die moet worden volgehouden, waaraan trouw wordt bewezen.

De weg naar Egypte kent niet de nervositeit van een dichter die meent zich per bundel te moeten vernieuwen. Het is geschreven zonder de minste angst voor verveling, of voor de voorspelbaarheden van een poëziekritiek die elk jaar wil kunnen doen alsof we – stop de persen – zojuist de poëzie hebben uitgevonden. De muziek van De weg naar Egypte ontwikkelt zich niet; de narratieve inhoud blijft abstract; de gebruikte symbolieken lijken zich los te zingen van een specifieke context en een eeuwige wereld te bewonen.

En toch is het werk in beweging. De vormen veranderen steeds, caleidoscopisch. De scènes verglijden, de symbolen komen in nieuwe constellaties en nemen nieuwe gedaantes aan. De cyclische structuur brengt de lezer aan het eind weliswaar terug naar het begin, maar er is onmiskenbaar iets gebeurd. Iets onomkeerbaars. Er is dus dertig jaar vasthoudend gewerkt aan iets dat enerzijds uit één stuk is, en anderzijds, ergens onder de abstracte laag van Starinks kenmerkende symbolenmuziek, beweegt. Dertig jaar werk aan één beweging.

Die beweging is niet onschuldig, maar dwingend. Het werk heeft zelfs een gewelddadige kant, zowel in de verhaalde gebeurtenissen als in de machtsstrijd die wordt gesuggereerd tussen de twee stemmen (de hoofdpersoon en de cursieve stem). En ook de ring van het werk zelf is gebarsten: de symmetrie is opgeheven in het midden van de middelste passage. Dit longpoem verhaalt niet zo maar gladjes van een onaangedaan leven in een spiegelglad modernistisch symbolenpaleis. Er ligt een ruwe barst onder de levenslange beweging die ons meesleurt.

Enkele jaren terug organiseerden Hans Groenewegen, Rozalie Hirs en ikzelf in Stichting Perdu een reeks "Dichters Lezen Dichters": avonden waarbij een werk van een voor ons belangrijk dichter integraal werd gelezen door collega's. Ouwens, Faverey, Lucebert en Kregting werden gelezen; het tweede programma was gewijd aan De weg naar Egypte. Dit werd integraal gelezen door een "piramide" van zeven dichters, vijf vrouwen en twee mannen, waarbij ikzelf als een achtste stem vanuit de zaal enkele gecursiveerde passages in het middendeel van de cyclus voordroeg.

Het complete werk werd zonder pauze gelezen. Er is wegens de strenge symmetrie geen enkel logisch punt in de reeks te vinden waar een pauze zou kunnen vallen. Maar dat was geen probleem. Juist door deze opzet kon dit gedicht zijn kracht ten volle tonen. Door de strakheid waarmee het werk, en de muziek van het werk, is opgezet was er ook geen pauze nodig. De muziek van De weg naar Egypte wist iedereen te overwinnen. Het lezen werd naarmate de avond vorderde lichter; de stem van de poëzie, dwingender.

En aan het eind wisten we dat wij ergens waren geweest, misschien in Egypte, misschien niet, maar ergens. In een plaats van strenge, wonderlijke muziek. We kwamen veranderd terug. En een barst was in ons aangebracht.

Samuel Vriezen debuteerde in 2008 met de bundel 4 zinnen. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten